Stap 2 - Installaties

In stap 2 gaat u de gegevens van de klimaatinstallatie van de woning invoeren. U kunt in deze stap meerdere klimaatinstallaties invoeren, die u in meerdere woningen kunt gebruiken. In hoofdstuk 4 vindt u uitleg over het gebruik van lijsten. U kunt installaties toevoegen, bewerken, kopiëren, verwijderen en verplaatsen. Heeft u nog geen installaties in een (nieuw) project ingevoerd, dan wordt u gevraagd of u deze vanuit de bibliotheek wilt toevoegen.

Na het definiëren van de installaties wordt hier niet automatisch mee gerekend. Het is namelijk alleen een definitie van de eigenschappen van een installatie. Alleen als u in een woning (stap 4) een installatie daadwerkelijk koppelt aan de woning, dan wordt voor die woning gerekend met de opgegeven eigenschappen van de klimaatinstallatie. Als meerdere woningen hetzelfde type installatie hebben, dan hoeft u maar een keer deze installatie in te voeren en koppelt u de betreffende woningen aan de installatiedefinitie. In paragraaf 9.3 Stap 4b - Installatie vindt u meer informatie over het koppelen van een installatiedefinitie aan een woning.

Het grote voordeel van het maken van een installatiedefinitie is dat u hergebruik kunt maken van de eenmaal ingevoerde gegevens in een project. Het gebruiksgemak gaat echter verder. U kunt namelijk deze installatiedefinities ook in uw eigen bibliotheek opslaan. De installatiebibliotheek kunt u vervolgens in elk project hergebruiken. In de volgende paragraaf wordt deze bibliotheek verder toegelicht.

Figuur 20 Stap 2 - Bewerken van een installatie

De invoer van een installatie is wederom stapsgewijs opgebouwd (zie Figuur 20). In vier stappen wordt u geleid door de benodigde invoergegevens: ventilatie, verwarming, tapwater en zonne-energie. Vanaf paragraaf 7.2 worden deze stappen nader besproken.