In stap 2b gaat u de gegevens van de verwarmingsinstallatie opgeven (zie Figuur 28).
Figuur 27 Stap 2b Verwarming
Allereerst selecteert u het type systeem: individueel, collectief of warmtelevering derden. Bij een collectief systeem wordt de warmte-opwekker voor meerdere woningen gebruikt. Wordt de warmte-opwekker maar voor één woning gebruikt, dan is het een individueel systeem. Van warmtelevering derden is sprake indien de opwekker buiten het perceel van het betreffende woning/appartementencomplex staat opgesteld.
U geeft, afhankelijk van het gekozen systeem, aan of de ketel binnen thermische schil staat opgesteld, of er individuele bemetering aanwezig is en de toepassing van eventuele individuele afleverset per woning.
Vervolgens selecteert u het type hoofdopwekker van de verwarmingsinstallatie, zie Figuur 28.
Figuur 28 Stap 2b Verwarming - opwekker(s)
Bij een collectief systeem kunt u optioneel een tweede type opwekker invoeren. Bij het vermogen voert u het thermische vermogen per woning in van de preferente opwekker. Dit vermogen wordt voor twee doeleinden gebruikt. Bij bivalente systemen wordt het vermogen van de preferente opwekker gebruikt om de dekkingsgraad te bepalen en daarmee wordt het resulterend opwekkingsrendement bepaald. Daarnaast wordt het vermogen bij een maatwerkadvies gebruikt voor het bepalen van de prijs per kW opgesteld vermogen.
Afhankelijk van het gekozen type opwekker, worden aanvullende vragen gesteld, zoals transport (water/lucht), vermogen en bijstook bij een bivalent systeem, bron warmtepomp, warmtepompkeur (WP-keur), HRe-label, wateraanvoertemperatuur en dergelijke.
Nadat u het systeem en de opwekker(s) heeft ingevoerd, gaat u de overige aspecten -distributie en afgifte- van de verwarmingsinstallatie specificeren.
Installatietechnisch gezien zou het logischer zijn om na de opwekker eerst distributie en vervolgens afgifte in te voeren. Echter, omdat de invoervelden voor distributie afhankelijk zijn van de invoer bij afgifte, geeft u eerst het afgiftesysteem op, zie Figuur 29.
Figuur 29 Stap 2b Verwarming - afgiftesysteem
U geeft hier het warmteafgistesysteem op. Dit is
luchtverwarming indien bij de opwekker het transportmedium ‘lucht’ is gekozen.
Bij luchtverwarming geeft u vervolgens de inblaasrichting op.
Voor de andere
systemen kunt u kiezen tussen radiatoren/convectoren en
vloerverwarming/wandverwarming. Bij lokale opwekkers hoeft er geen distributie
en afgiftesysteem opgegeven te worden.
Als de warmteafgifte geregeld is, bijvoorbeeld bij thermostatische radiatorafsluiters, dan vinkt u regeling warmteafgifte aan.
Bij distributie, zie Figuur 30, geeft u op of er verdelers en/of verzamelaars in het distributienet aanwezig zijn en of deze geïsoleerd zijn.
Figuur 30 Stap 2b Verwarming - distributie
Indien er leidingen en/of kanalen door onverwarmde ruimten of buiten het gebouw lopen, geeft u deze op en u geeft aan of deze geïsoleerd zijn. Bij een collectief systeem geeft u aan of er een pompregeling aanwezig is. Vervolgens geeft u het pompvermogen op, dit is een forfaitaire waarde of u geeft een vermogen op via een kwaliteitsverklaring, zie Figuur 31.
Figuur 31 Kwaliteitsverklaring pompvermogen
Indien aanwezig, geeft u aan of er een extra pomp aanwezig is bij vloer- of wandverwarming of een extra pomp bij een warmtepomp. Ook van deze extra pomp geeft u aan of er een pompregeling aanwezig is.
Voor verwarming zijn er verschillende kwaliteitsverklaringen op te geven, zie Figuur 32: voor de opwekker(s) (kwaliteitsverklaring ruimteverwarming), voor de hulpenergie van de opwekker(s) (kwaliteitsverklaring hulpenergie) en voor het afgiftesysteem (kwaliteitsverklaring afgifte rendement).
Figuur 32 Stap 2b Verwarming - kwaliteitsverklaringen
Bij Code verklaring (1) wordt de ISSO-codering van de kwaliteitsverklaring ingevuld. Deze kan worden verkregen in de databank gecontroleerde kwaliteitsverklaringen en gelijkwaardigheidsverklaringen van de ISSO en moet handmatig worden ingevuld.
Bij rendement en afgifte rendement (2) kan het rendement van het systeem worden ingevuld, waardoor het standaard rendement wordt overschreven. Op de kwaliteitsverklaring vindt u ook het rendement. Deze moet handmatig worden overgenomen.
Voor hulpenergie (3) moeten een drietal constantes en B nominaal worden overgenomen van de kwaliteitsverklaring.
Voor een lucht-water warmtepomp kan behalve het rendement ook de energiefractie (FH;gen;si,gpref ) en eventueel de hulpenergie (WH;aux) opgegeven worden, zie Figuur 33.
Figuur 33 Stap 2b Verwarming - kwaliteitsverklaring lucht-water warmtepomp
Voor een micro-wkk moet behalve het rendement ook het elektrisch en het thermisch omzettingsgetal overgenomen worden van de kwaliteitsverklaring, zie Figuur 34.
Figuur 34 Stap 2b Verwarming – kwaliteitsverklaring micro-wkk
|
Als u een kwaliteitsverklaring wilt gebruiken, let er dan op de geldigheid en de richtlijn. |
Tenslotte kunt u de informatiebron van de opgegeven gegevens verantwoorden. Gebruik indien nodig ook het opmerkingenveld om uw keuzes nader te omschrijven.
|
Via instellingen algemeen in het startscherm, kunt u bij standaard waarden opgeven welke informatiebron u standaard wenst te gebruiken, zie paragraaf Standaard waarden. |
|
Verwarming bevat veel invoervelden, sommige zijn
gegroepeerd en kunt u desgewenst inklappen door op de blauwe balk te
klikken. Het pijltje rechts in de blauwe balk geeft aan of deze in- of
opengeklapt is. |
|
Wanneer u uw muis op de tekst links van een invoerveld houdt, dan verschijnt na enkele seconden een tooltip met uitleg. Verder kunt u voor meer inhoudelijke informatie ISSO publicatie 82 raadplegen. |
Als u de gegevens heeft ingevoerd, klikt u op de knop [Ok] om de gegevens op te slaan en terug te keren naar het hoofdscherm van de installatie. Wilt u de wijzigingen niet opslaan, klik dan op de knop [Annuleren].