[optie] WV
Een gebouw voldoet aan het bouwbesluit indien het
gebouw in of na 1992 gebouwd is of het gebouw voor 1992 gebouwd is, maar na een
renovatie voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit.
Er kan worden gekozen
uit het Bouwbesluit van 2003 en van 2012. Standaard wordt gerekend met het
Bouwbesluit van 2012.
Indien het gebouw voldoet aan het Bouwbesluit, wordt de
infiltratie standaard berekend aan de hand van de karakteristieke
qv;10-waarde. Voor meer informatie zie ISSO 51 paragraaf 4.3.1 en
ISSO 53 paragraaf 4.3.1.
Indien het gebouw hieraan niet voldoet, wordt de
infiltratie bepaald aan de hand van andere tabellen en zal er meer infiltratie
in rekening gebracht worden. Tevens wordt niet gecontroleerd op de minimale
ventilatie-eisen van het Bouwbesluit; er wordt gerekend met de opgegeven
debieten voor de ventilatie.
WV |
ISSO Publicatie 51 & 53 (2017), paragraaf 4.7.1 & 57 (2017), paragraaf 3.7.1 Infiltratiewarmteverlies ISSO51-digitaal | ISSO53-digitaal
|
|
[optie] WV
Hier kan worden aangegeven of er moet worden
gecontroleerd op de ventilatie-eisen van het Bouwbesluit. Standaard staat deze
optie aan en het is ook aan te bevelen deze optie aan te laten. Als deze optie
aan staat en als het ventilatiedebiet van een ruimte kleiner is dan de
ventilatie-eisen volgens het Bouwbesluit, dan wordt het ventilatiedebiet
aangevuld met lucht van buiten.
Voor bijzondere situaties kan deze optie
uitgezet worden; het programma controleert dan niet of de opgegeven debieten
voldoen aan de minimale ventilatie-eisen, en bij ontbreken van de opgave van het
debiet wordt ook niet standaard gerekend met de minimale
ventilatie-eis.
[keuze] WV
EPG
Het type gebouw wordt voor de EPG berekening
gebruikt bij de bepaling van de infiltratie; hiervoor wordt een correctiefactor
bepaald volgens tabel 9 NEN 8088.
§ Gebouw met kap, grondgebonden enkellaags gebouwen, eengezinswoningen of kantoorvilla’s met een kap
§ Gebouw met plat dak, grondgebonden enkellaags gebouwen, eengezinswoningen of kantoorvilla’s met een plat dak
§ Meerlaags gebouw, meerlaagse utiliteitsgebouwen, flat- of portiekwoningen
Voor gebouwen die niet voldoen aan de luchtdichtheidseisen van het Bouwbesluit geldt een correctiefactor voor invloed van de winddruk geïnduceerde infiltratie.
Tabel F.2 Waarde voor ftype
Gebouwtype |
ftype | |
Eénlaagse gebouwen met kap |
Grondgebonden, één laag, gebouweenheden met verscheidene bouwlagen in open verbinding bijv. grondgebonden kantoorvilla's |
1,0 |
Eénlaagse gebouwen met plat dak |
Grondgebonden, één laag, gebouweenheden met verscheidene bouwlagen in open verbinding bijv. grondgebonden kantoorvilla's |
0,77 |
Gebouwen met meer lagen1) |
Standaard |
0,51 |
Volgevel binnengalerij aan één zijde |
0,48 | |
Dubbele huidgevel met onderbroken tussenruimte |
0,46 | |
Dubbele huidgevel met doorlopende tussenruimte |
0,15 | |
1) Het onderscheid in de factoren ftype naar geveltype geldt uitsluitend indien de tussenruimten per etage (dus in verticale zin) luchttechnisch zijn gescheiden. Indien dit niet het geval is, geldt voor alle geveltypen van deze kantooretages de standaardwaarde ftype = 0,51. |
|
ISSO Publicatie 53 (2017), Bijlage F.2.4 Specifiek warmteverlies ten gevolge van infiltratie
|
§
EPG |
NEN 7120, paragraaf 19.3.3.2 Rekenwaarden afgifterendement
|
[keuze] WV
EPG
De uitvoering wordt gebruikt bij de
warmteverliesberekening om de bouwwijze te bepalen; de bouwwijze wordt gebruikt
bij de bepaling van de temperatuur naar aangrenzende gebouwen als mede bij het
bepalen van de cz-waarde voor de berekening van het transmissieverlies naar
aangrenzende gebouwen.
Voor de EPG berekening wordt de uitvoering gebruikt
voor de bepaling van de specifieke luchtdoorlatendheid en bijbehorende
correctiefactor volgens tabel 12 NEN 8088.
§ Tussenligging, zowel voor grondgebonden gebouwen als voor meerlaagse gebouwen;
§ Kop-, eind- of hoekligging, zowel voor grondgebonden gebouwen als voor meerlaagse gebouwen;
§ Vrijstaand gebouw, puntdak, voor grondgebonden gebouwen met kap;
§ Vrijstaand gebouw, half plat dak, voor grondgebonden gebouwen met kap;
§ Vrijstaand gebouw, plat dak, voor grondgebonden gebouwen zonder kap.
EPG |
NEN 8088-1, paragraaf 5.8.2.3 Rekenwaarde voor specifieke luchtdoorlatendheid en correctie voor het gebouwtype
|
[keuze] WV
EPG
Wanneer gekozen is voor Meerlaags gebouw onder Type gebouw kan er
voor onderstaande geveltypen gekozen worden.
§ Standaard gevel;
§ Volgevel binnengalerij aan één zijde;
§ Dubbele huidgevel met onderbroken tussenruimte;
§ Dubbele huidgevel met doorlopende tussenruimte.
[keuze] WV
Om de tijdconstante van een gebouw te bepalen dient
de warmte-inhoud bepaald te worden, dit kan op onderstaande twee manieren.
§ Forfaitair: er dient bij deze keuze een Thermische massa ingevuld te worden;
§ Gedetailleerd: de tijdconstante wordt automatisch bepaald aan de hand van de ingevoerde constructies; hiervoor dient bij Invoer onder Constructies gekozen te zijn voor Materiaallagen.
|
ISSO Publicatie 51 & 53 & 57 (2017), paragraaf 2.6.1 Bepaling tijdconstante ISSO51-digitaal | ISSO53-digitaal
|
[keuze] WV
Om te warmte-inhoud van het gebouw forfaitair te
kunnen bepalen is er de keuze uit 3 opties.
§ Licht: specifieke warmte-inhoud van 15 Wh/(m³.K);
§ Gemiddeld: specifieke warmte-inhoud van 50 Wh/(m³.K);
§ Zwaar: specifieke warmte-inhoud van 75 Wh/(m³.K).
|
ISSO Publicatie 51 (2017), tabel 2.3 / 53 & 57 (2017), tabel 2.4 Waarde van ceff ISSO51-digitaal | ISSO53-digitaal
|
[keuze] WV
Door het invullen van de soort bouw kan de toeslag op
de U-waarde van constructies door thermische bruggen (koudebruggen) bepaald
worden.
§ Nieuw gebouw met voorzieningen tegen koudebruggen: geeft een toeslag van 0,02 W/m².K;
§ Nieuw gebouw: geeft een toeslag van 0,05 W/m².K;
§ Gebouw met isolatie aan de binnenzijde en doorbroken isolatie: geeft een toeslag van 0,15 W/m².K;
§ Overige gebouwen: geeft een toeslag van 0,10 W/m².K.
|
ISSO Publicatie 51 & 53 & 57 (2017), paragraaf 3.2 tabel 3.1 Specifiek warmteverlies van het gebouw naar de buitenlucht ISSO51-digitaal | ISSO53-digitaal
|
Woningen/woongebouwen:
(gebouw met een woonfunctie, definitie volgens Bouwbesluit):
[keuze] WV
De zekerheidsklasse zegt iets over de mate van
zekerheid die bestaat ten aanzien van het voorkomen van een lagere
binnentemperatuur in een aangrenzend perceel. Er zijn vier zekerheidsklassen
gedefinieerd. Deze staan beschreven in
ISSO 51.
§ Klasse A staat voor maximale zekerheid. Ontwerpbinnentemperatuur en opwarmsnelheid worden gegarandeerd bij leegstand, afwezigheid of afwijkend bewonersgedrag van alle buren. Hierdoor wordt er met een groter transmissieverlies gerekend.
§ Klasse B staat voor een verminderde zekerheid. Ontwerpbinnentemperatuur en opwarmsnelheid worden gegarandeerd bij maximaal 50% leegstand, afwezigheid of afwijkend bewonersgedrag van alle buren en worden gegarandeerd bij afwezigheid of afwijkend bewonersgedrag in geval de woning maximaal één buurwoning heeft.
§ Klasse C staat voor een lage zekerheid. Ontwerpbinnentemperatuur en opwarmsnelheid worden gegarandeerd bij leegstand, afwezigheid of afwijkend bewonersgedrag van maximaal één aangrenzende woning. Hierdoor wordt er met een kleiner transmissieverlies gerekend.
§ Klasse D staat voor geen zekerheid. Ontwerpbinnentemperatuur en opwarmsnelheid worden gegarandeerd bij verwarming van alle aangrenzende woningen altijd op hetzelfde temperatuurniveau als de beschouwde woning. Hierdoor wordt er geen transmissieverlies tussen de woningen meegenomen.
WV |
ISSO Publicatie 51 (2017), paragraaf 2.7 Zekerheidsklasse warmteverlies naar aangrenzende woningen/woongebouwen
|
ISSO Publicatie 51 (2012), paragraaf 2.5 Zekerheidsklasse warmteverlies naar aangrenzende woningen/woongebouwen
|
Uit deze twee hierboven genoemde variabelen volgt een correctiefactor voor zekerheidsklasse; een zogenaamde cz-waarde. In de gevallen dat voor klasse B, C of D gekozen is, dienen aanvullende maatregelen getroffen te worden om te voorkomen dat het warmteverlies naar de aangrenzende ruimten het beschikbare vermogen overschrijdt.
De berekende Cz-waarde wordt getoond op de eerste bladzijde van de rapportage warmteverlies. Indien de Cz-waarde wordt meegenomen in de berekening van het transmissieverlies komt in de uitvoer in de kolom “Cz” een “+” te staan.
|
Zekerheidsklasse | |||
A |
B |
C |
D | |
Vrijstaand |
Nvt |
Nvt |
Nvt | |
Half vrijstaand |
1,00 |
1,00 |
1,00 |
0,00 |
Rijtjestussenwoning |
1,00 |
0,50 |
0,50 |
0,00 |
Gestapelde bouw met 2 buren |
1,00 |
0,50 |
0,50 |
0,00 |
Gestapelde bouw met 3 buren |
1,00 |
0,66 |
0,33 |
0,00 |
Gestapelde bouw met 4 of meer buren |
1,00 |
0,50 |
0,25 |
0,00 |
Tabel 14: Bepaling van de Cz-waarde
[keuze] WV
EPG
Voor de warmteverliesberekening wordt het type
woning gebruikt voor het bepalen van de temperatuur van aangrenzende gebouwen en
het bepalen van de correctiefactor voor de zekerheidsklasse.
Voor de EPG
berekening wordt het type woning gebruikt voor het bepalen van de EPC-eis.
§ Eengezinswoning
§ Appartement
§ Woongebouw
§ Woonwagen
EPG |
Bouwbesluit, tabel 5.1 Energiezuinigheid, nieuwbouw
|
[getal] WV
Aantal woningen wat grenst aan de woningen waarin dit
sjabloon wordt toegepast. Alleen van toepassing bij de keuze appartement of woongebouw bij
type woning.
[getal] EPG
Aantal woningen wat aanwezig is in een woongebouw.
Alleen van toepassing bij de keuze woongebouw bij
type woning.
[optie] WV
Er kan voor moderne goed-geïsoleerde woningen
gerekend worden hogere ontwerpbinnentemperturen voor de verblijfsruimten en
verkeersruimten. Dit houdt in een setpoint van 2K hoger dan standaard.
|
ISSO Publicatie 51 (2017), paragraaf 2.5 tabel 2.1 Ontwerpbinnentemperatuur
|
[keuze] EPG
Voor de woningbouw wordt met behulp van de
gebouwmassa de specifieke interne warmtecapaciteit bepaald, en hiermee de
benuttingsfactoren voor warmtewinst, zie tabel 12.1 NEN 7120.
§ Tradiationeel, gemengd zwaar, massieve (meer dan 100 kg/m2) binnenspouwbladen, woningscheidende wanden en vloeren
§ Gemengd licht, lichte (minder dan 100 kg/m2) binnenspouwbladen, woningscheidende wanden en vloeren
§ Houtskeletbouw, lichte binnenspouwbladen, woningscheidende wanden en vloeren
§ Onbekend, voor de EPG berekening niet toegestaan
EPG |
NEN 7120, tabel 12.1 Benuttingsfactor voor warmtewinst (warmtebehoefte)
|
[keuze] WV
De fractie z geeft het deel van de infiltratie weer
wat wordt meegenomen bij de bepaling van het aansluitvermogen.
§ 1 buitengevel of 2 niet tegenover elkaar liggende buitengevels geeft een fractie Z van 1
§ Tegenover elkaar liggende buitengevels geeft een fractie Z van 0,7 of o,5 afhankelan het type woning
§ Buitengevels volgens geometrie geeft een fractie Z volgens het geometrisch model. Hierbij wordt aan de hand van de geometrie bepaald of de woning 1 buitengevel of 2 niet tegenover elkaar liggende buitengevels, of tegenover elkaar liggende buitengevels heeft (optie 1 en 2).
WV |
ISSO Publicatie 51 (2017), paragraaf 5.1.1 Warmteverlies door buitenluchttoetreding |
ISSO Publicatie 51 (2012), paragraaf 5.1.2 Woningen met mechanische toevoer van ventilatielucht of luchtverwarming |
Utiliteitsgebouwen
(gebouw met een
utiliteitsfunctie, definitie volgens Bouwbesluit):
[optie] WV2012
Alleen op te geven voor utiliteitsgebouwen welke
niet voldoen aan het Bouwbesluit. Dit invoergegeven heeft invloed op de te
hanteren waarden voor infiltratielucht. Zie ISSO 53 paragraaf 4.3.1.2 tabel
4.4
WV |
ISSO Publicatie 53 (2010, erratum 2012), paragraaf 4.3.1.2 Infiltratiewarmteverlies - Gebouwen die niet voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit |
[keuze] WV
§ Gescheiden warmteopwekkers per zone; hier wordt de in de ruimten in rekening gebrachte infiltratie voor het berekenen van het aansluitvermogen volledig in rekening gebracht;
§ Geen gescheiden warmteopwekkers per zone; hier wordt de in de ruimten in rekening gebrachte infiltratie voor het berekenen van het aansluitvermogen voor de helft (fractie Z = 0,5) in rekening gebracht;
§ Warmteopwekkers volgens afgifte; hier wordt gekeken naar de opgegeven distributiesystemen welke gebruikt worden bij de afgifte-apparaten (opwekkers worden in warmteverlies niet opgegeven). Zijn er meerdere distributiesystemen opgegeven dan wordt de eerste optie bij de berekening gebruikt; bij een enkel systeem de 2e optie;
WV |
ISSO Publicatie 53 (2017), paragraaf 5.1.1 Warmteverlies door buitenluchttoetreding
|
ISSO Publicatie 53 (2010, erratum 2012), paragraaf 5.1 Bepaling van het totaal benodigde verwarmingsvermogen – Utiliteitsgebouwen met individuele installaties
|
[keuze] EPG
Voor de utiliteitsbouw wordt met behulp van de massa
van de vloerconstructie de specifieke interne warmtecapaciteit bepaald, en
hiermee de benuttingsfactoren voor warmtewinst, zie tabel 12.2 NEN 7120.
§ Minder dan 100 kg/m2, gesloten plafond
§ Minder dan 100 kg/m2, geen of open plafond
§ 100 tot 400 kg/m2, gesloten plafond
§ 100 tot 400 kg/m2, geen of open plafond
§ Meer dan 400 kg/m2, gesloten plafond
§ Meer dan 400 kg/m2, geen of open plafond
§ Betonkernactivering, geen of open plafond
EPG |
NEN 7120, tabel 12.2 Benuttingsfactor voor warmteverlies (koudebehoefte)
|