De warmteopwekking van een installatie

In Nederland beschikt bijna elk gebouw wel over een verwarmingsinstallatie. In EPA-U wordt hierbij onderscheid gemaakt tussen hulpenergie, de opwekking en de afgifte van warmte.

Figuur 18 Stap 2b - Verwarmingsinstallatie

Voor de opwekking van warmte kunnen één of twee warmte-opwekkers voor een installatie worden opgegeven. De eerste is de preferente opwekker en de tweede de niet-preferente opwekker. Zijn er meer opwekkers van hetzelfde type, dan kunt u deze tezamen opgeven. Staan bijvoorbeeld drie HR104 ketels opgesteld, dan kunt u die als één opwekker beschouwen. Voor maatwerkadvies wordt een cascaderegeling meegenomen, daarom vult u het aantal ketels in.

warning1.png

Zijn drie of meer verschillende typen opwekkers opgesteld, volg dan de aanwijzingen in ISSO 75.1 welke twee opwekkers u moet invoeren.

Aan de hand van de geselecteerde opwekker(s) wordt een opwekkingsrendement bepaald. Bij twee opwekkers weegt het rendement van de preferente opwekker het zwaarst.

Als er geen opwekker wordt geselecteerd, dan is er geen verwarmingsinstallatie aanwezig. U hoeft dan ook geen andere gegevens voor verwarming in te vullen.

Er is een mogelijkheid om aan te vinken dat er voor dit verwarmingssysteem een kwaliteitsverklaring is. Bij code wordt de code van de kwaliteitsverklaring van de BCRG databank ingevuld. Wanneer geen juiste of kloppende code wordt ingevoerd, zal er worden weergegeven dat de code niet juist is. Bij rendement kan nu het rendement worden ingevuld, waardoor het standaard rendement wordt overschreven.

Figuur 19 Kwaliteitsverklaring verwarming

Voor het maatwerkadvies kunt u gebruikmaken van een alternatief opwekkingsrendement, ook zonder kwaliteitsverklaring. Voor het energielabel wordt echter altijd gerekend met de standaard waarde of van de waarde van de kwaliteitsverklaring.

Als voor ‘Opwekker 1’ (zie Figuur 18) opgeeft, dan wordt voor de meeste type opwekkers enkele extra eigenschappen gevraagd. Deze eigenschappen zijn weer van invloed op het opwekkingsrendement. Daaronder verschijnt ook de mogelijkheid voor een tweede opwekker ‘Opwekker 2’.

Indien de verwarmingsinstallatie is voorzien van warmtekracht (WKK), dan kan deze onder opwekker 1 worden geselecteerd. Warmtekracht is in EPA-U altijd de preferente opwekker.

Voorts worden de thermische en elektrische omzettingsgetallen bepaald aan de hand van de vermogensklasse (elektrisch) van de WKK.

Tenslotte kunt u voor warmtekracht opgegeven of deze op de warmtebehoefte of op elektriciteitsproductie wordt geregeld. Bij regeling op warmtebehoefte is de elektriciteitsproductie van de WKK afhankelijk van de warmtebehoefte voor ruimteverwarming en indien ingevoerd: de behoefte voor absorptiekoeling (zie stap 2d) en voor warm tapwater (zie stap 2e).

Bij regeling op elektriciteit kunt u het aantal draaiuren en het werkelijke elektrische vermogen van de WKK opgeven. Met behulp van deze gegevens wordt de elektriciteitsproductie berekend. Indien hierbij meer warmte wordt geproduceerd dan de behoefte, dan wordt de warmte geloosd. Indien de geproduceerde warmte niet toereikend is voor de warmtebehoefte, wordt alsnog een regeling op warmtebehoefte gehanteerd.

warning1.png

Opgemerkt dient te worden, dat een installatie (ook met warmtekracht) alleen wordt meegenomen in de berekening, als deze installatie minimaal aan één sector is gekoppeld. Als u een installatie definieert met WKK zonder koppelingen met sectoren (zie stap 4), dan wordt het gasverbruik en de elektriciteitsproductie van deze WKK niet meegenomen.