
[optie] EPG
Hier kan worden opgegeven of de warmteafgifte 
individueel kan worden geregeld. Regeling kan door een kamerthermostaat, 
thermostaatkranen etc. Bij het ontbreken van een regeling wordt het 
afgifterendement vermenigvuldigd met de waarde 0.8. De regeling wordt alleen 
toegepast voor verwarming in de woningbouw; zie onder tabel 14.5 NEN 7120.
| 
       
 EPG  | 
    
       NEN 7120, paragraaf 14.3.3.2.2 Factoren voor de bepaling van distributierendementen 
  | 
[optie] EPG
Hier kan worden opgegeven of er individuele 
bemetering wordt toegepast. Bij het ontbreken van bemetering wordt het 
afgifterendement verlaagd met de waarde 0.10. De bemetering wordt alleen 
toegepast voor woningbouw met collectieve verwarming; zie tabel 14.1 NEN 
7120.
| 
       
 EPG  | 
    
       NEN 7120, paragraaf 14.2.3 Rekenwaarden afgifterendement 
  | 
[keuze] GS
De installatie kan geregeld worden op de lucht- of 
comforttemperatuur of via een ATG-klasse. Deze regeling geldt voor het gehele 
installatieconcept gedefinieerd onder de Afgifte-apparaten.
•Luchttemperatuur is de gemiddelde luchttemperatuur in de ruimte;
•Comforttemperatuur is de gemiddelde comforttemperatuur in de ruimte. Tcomfort = gemiddelde (Tlucht;Tstraling) Als er verschillen met de luchttemperatuur ontstaan, duidt dat op warme of koude vlakken;
•ATG klasse A voor alfagebouw;
•ATG klasse B voor alfagebouw;
•ATG klasse C voor alfagebouw;
•ATG klasse A voor betagebouw;
•ATG klasse B voor betagebouw;
•ATG klasse C voor betagebouw.
| 
       
  | 
    
       De regeling op ATG wordt volgens ISSO 74 van 2004 uitgevoerd.  | 
[selectie] GS
Hier selecteer je een Tijdschema installaties waarin de tijden 
van het dagbedrijf en het nachtbedrijf van het gehele installatieconcept 
gedefinieerd zijn.