Deze groep bevat een of meerdere afgifte-apparaten; deze afgifte-apparaten worden vervolgens gekoppeld aan een distributienet en het distributienet op zijn beurt weer aan een opwekkingsconfiguratie (afhankelijk van de module).
Voor warmteverlies moet voor een verwarmde ruimte een lokaal verwarmings-/afgifteapparaat worden opgegeven, of een luchtbehandelingskast met een verwarmingsbatterij (luchtverwarming). Voor een onverwarmde ruimte mogen geen agfifteapparaten voor verwarming en geen LBK met verwarmingsbatterij worden opgegeven.
[optie]
KL
Voor de koellastberekening
hoeven geen afgifteapparaten te worden opgegeven maar kan worden volstaan met
het aangeven of er koeling in de ruimte aanwezig is. De berekeningsmethodiek
voor de koellastberekening is gebaseerd op systemen waarbij de koellast geheel
wordt opgenomen door de toegevoerde lucht; zie hoofdstuk 2 NEN 5067.