Ga direct naar hieronder
Per gebouwmodule kan het infiltratiedebiet, ofwel qv;10 opgegeven worden. Dit kan via verschillende invoermethoden en via verschillende eenheden:
[keuze] WV
Bij berekeningen van gebouwen
welke Gebouw voldoet aan Bouwbesluit wordt het
infiltratiedebiet bepaald aan de hand van de opgegeven qv;10 waarde (indien van
toepassing), het ventilatiesysteem (woningbouw) en aan de hand van de
Gebouwafmetingen: Hoogte vloer bovenste verdieping
(utiliteit). Bij gebouwen welke niet Gebouw voldoet aan Bouwbesluit zijn
debieten gegeven voor gebouwen met en gebouwen zonder te openen
ramen.
§ Maximum qv;10 [dm³/(s.m² Ag)] Er wordt uitgegaan van een maximale karakteristieke luchtdoorlatendheid van de gebouwschil (volgens ISSO 51 paragraaf 3.5.1, ISSO 53 paragraaf 3.6.1 en ISSO 57 bijlage C*) waaruit het infiltratiedebiet Qi bepaald worden. Zie het Infiltratiedebieten voor de gebruikte waarden;
§ Eigen qv;10 [dm³/(s.m² Ag)] Er wordt een karakteristieke luchtdoorlatendheid van de gebouwschil opgegeven waaruit het infiltratiedebiet qi bepaald kan worden. Wanneer je hier >0.01 invult, wordt er vanuit gegaan dat de infiltratie niet bekend is en wordt berekend volgens ISSO 51/53/57 publicatie;
§ Eigen infiltratie [keuze eenheden*] Er wordt een infiltratiedebiet qi opgegeven.
Doordat in Elements een qv10 waarde gebruikt wordt om infiltraties uit te rekenen, dient in sommige gevallen de qv50 waarde omgerekend te worden naar een qv10 waarde. Aan de hand van de stromingsexponent (n) kan gemakkelijk een omreken factor bepaald worden, zoals weergegeven in onderstaand overzicht. Wanneer bijvoorbeeld van een n-waarde van 0.5 (onderwaarde lek) wordt uitgegaan, dan kan het product van qv50 en 0.45 genomen worden om tot de qv10 waarde te komen. Als bovenwaarde luchtdicht kan een n-waarde van 0.75 genomen worden en als gemiddelde kan uitgegaan worden van een n-waarde van 0.66.
|
De qv10 kan voor oudere woningen berekend worden volgens ISSO 51. Voor uitiliteitsgebouwen (met vertrekken tot 4 meter), indien niet bekend, wordt gerekend volgens ISSO 53 als je een qv10 van 0 invult.
WV |
ISSO Publicatie 51 (2017), paragraaf 4.7.1 Infiltratiewarmteverlies Φi
|
|
WV |
ISSO Publicatie 53 (2017), paragraaf 4.7.1 Infiltratiewarmteverlies Φi
|
|
WV |
ISSO Publicatie 57 (2017), paragraaf 3.7.1 Infiltratiewarmteverlies Φi |
|
WV |
Bij ISSO 53 wordt het infiltratiedebiet bepaald aan de hand van de gebouwhoogte en de qv;10-waarde. De gebouwhoogte is de hoogte van het maaiveld tot de hoogte van het vloerniveau van de hoogste verdieping. Indien geen hoogte wordt opgegeven, wordt deze door de geometrie bepaald. Voor meer informatie zie Infiltratiedebieten.
|
[keuze] KL
Bij de koellastberekening wordt over het algemeen de
infiltratie buiten beschouwing gelaten. Volgens NEN 5067 kan er ook gerekend
worden met een infiltratievoud van 0,30.
§ Geen infiltratie; er vindt geen infiltratie plaats.
§ Eigen infiltratie [keuze eenheden*] Er wordt een infiltratiedebiet Qi opgegeven.
KL |
Indien er natuurlijke ventilatie plaats vindt in de ruimte, kan hier de natuurlijke ventilatie met de infiltratie opgeteld worden.
|
[keuze] GS
De Gebouwafmetingen:
Hoogte welke wordt gebruikt voor het bepalen van het infiltratiedebiet kan
worden opgegeven via Eigenschappen > Gebouwen >
Algemeen.
§ Eigen infiltratie (windafhankelijk) [getal] Er wordt een windafhankelijk infiltratiedebiet Qi opgegeven. De infiltratiedebieten kunnen worden opgegeven bij windsnelheden van respectievelijk 0, 3 en 6 m/s.
Uitleg infiltratie voor gebouwsimulatie
Voor gebouwsimulatie is het lastig vast te stellen wat de infiltratiehoeveelheid is, hier is namelijk weining voor voorgeschreven.
De ISSO 32 vermeld dat je een waarde van 0,20 luchtwisselingen (voor woningen) en 0,25 luchtwisselingen (voor utiliteit) kunt aan te houden voor alle windsnelheden.
Voor een warmteverliesberekening zijn er tabellen opgesteld in de ISSO publicatie 51/53/57 voor infiltratie, waarbij uit wordt gegaan van een windsnelheid van 5 m/s. Deze zouden kunnen worden gebruikt, maar het is te overwegen om deze om te rekenen naar de verschillende windsnelheden. Zeker voor een comfortberekening is dit aan te raden.
Let erop dat bij vertrekken die twee tegenover elkaar liggende gevels hebben, een lagere infiltratie aanwezig is.
In de bibliotheek van Vabi Elements vind je de volgende standaardwaarden voor infiltratie:
0 m/s |
3 m/s |
6 m/s |
0,1 |
0,2 |
0,3 |
Voor nieuwbouw worden vaker wat gunstigere waarden gekozen:
0 m/s |
3 m/s |
6 m/s |
0,1 |
0,15 |
0,20 |
[keuze] EPG
Voor de energieprestatie berekening EPG wordt de
infiltratie mede bepaald aan de hand van de qv,10 waarde. Deze qv,10 waarde kan
worden afgeleid uit de gebouwgegevens (sjabloon Gebouweisen, zie tabel 12 NEN
8088) of vastgesteld zijn op basis van meting en worden opgegeven
§ Afgeleid uit gebouwgegevens Afhankelijk van de uitvoeringsvariant en gebouwtype volgens tabel 12 NEN 8088 (zie sjabloon Gebouweisen) wordt de qv,10 waarde bepaald.
§ Eigen qv,10 Een eigen qv,10 waarde in dm3/(s.m2 Ag) welke is bepaald op basis van meting kan hier worden opgegeven.
GS |
ISSO Publicatie 32 (2011), paragraaf 4.1 Infiltratie |
EPG |
NEN 8088-1, paragraaf 5.8.2.3 Rekenwaarde voor specifieke luchtdoorlatendheid en correctie voor het gebouwtype
|