Temperatuursetpoints voor verwarming en koeling

Bij de binnentemperaturen kunt u de setpoints van de organisatie opgeven (zie Figuur 45). U kunt zowel voor verwarming als voor koeling kiezen voor één van de voorgedefinieerde setpoints, of voor een eigen waarde.

Bij verwarming wordt om een setpoint tijdens gebruikstijd ‘Hoog’ en om een setpoint voor buiten de gebruikstijd ‘Laag’ gevraagd. Indien geen verwarming aanwezig is (in de gekoppelde installatie), worden deze twee waarden niet in de berekeningen meegenomen.

Voor koeling hoeft alleen de setpoint tijdens gebruikstijd te worden opgegeven. Indien geen koeling aanwezig is (in de gekoppelde installatie), wordt deze waarde ook niet in de berekeningen gebruikt.

In de energielabelberekening (stap 5) wordt gebruik gemaakt van standaard waarden voor de temperatuursetpoints afhankelijk van de gebruiksfunctie.