Jaarlijkse correcties

Met behulp van de jaarlijkse stijging energieprijzen kunt u uw opdrachtgever inzicht geven in de consequenties van verschillende economische scenario’s. Bijvoorbeeld: Wat gebeurt er als de energietarieven met 2, 4 of 6 procent stijgen?

U start met de invoervelden ‘Toename gas’, ‘Toename elek’ en ‘Toename warmte’ (zie Figuur 70). Hier kunt u de gemiddelde jaarlijkse procentuele stijging van de energiekosten opgegeven. Deze stijging is exclusief inflatie.

Wanneer u uw muis op de tekst links van een invoerveld houdt, dan verschijnt na enkele seconden een tooltip met uitleg.

Bij het veld ‘Looptijd ’geeft u de looptijd van het project in jaren op. Deze wordt gebruikt voor de financiële berekeningen van de netto contante waarde. Als standaard kunt u hier 15 jaar aanhouden (zie ISSO 75.3).

Voorts kunt u bij het invoerveld ‘Inflatie’ de jaarlijkse inflatie in procenten invoeren. Normaliter kunt u hiervoor een waarde van 2 procent hanteren. Rekent u echter met een korte looptijd van het project (minder dan 7 jaar), dan kunt u hier ook van afwijken.

Met behulp van het invoerveld ‘Disconto’ kunt u rekening houden met het (door de opdrachtgever) gewenste rendement over de investering.

Meestal wordt hier gewerkt met het zogenaamde verwachte rendement van het ener beste alternatief voor de investering. Deze waarde is ook weer afhankelijk van het risico (dat het verwachte rendement niet wordt gehaald) van de investering.

Voorbeeld: Als een investering weinig risicovol is (bijvoorbeeld vervangen van enkel glas door HR++-glas), dan kan als ener beste alternatief een veilige belegging in obligaties worden gehanteerd. Daarbij hoort een discontovoet van ongeveer 5 procent.

Gaat het echter om een investering met meer onzekerheid over de verwachte rendementen, dan is het verstandig om een hogere discontovoet te gebruiken. Gebruik bij een matig risico 10 procent en bij hoge risico’s een discontovoet van 15 tot 20 procent.