[optie] EPG
Voor het ventilatiesysteem kan worden aangegeven of
er luchtkanalen aanwezig zijn. Hiermee kan worden aangegeven of de lucht
centraal of decentraal wordt toegevoerd of afgezogen. Bij een centraal systeem
met luchtkanalen wordt afhankelijk van de luchtdichtheidsklasse van de
luchtkanalen, een correctie toegepast op de in rekening te brengen
ventilatiecapaciteit.
[optie] EPG
Voor de energieprestatieberekening EPG kan hier
worden aangegeven voor woningbouw of de luchtkanalen binnen het gebouw liggen.
Dit wordt alleen gevraagd indien luchtkanalen aanwezig zijn en er een
verwarmingsbatterij in het systeem aanwezig is; mede hiermee wordt het
distributierendement bepaald voor het verwarmingssysteem, zie tabel 14.2 NEN
7120. Voor utiliteitsbouw heeft dit geen invloed.
EPG |
NEN 7120, paragraaf 14.3.3.1 Rekenwaarden intern distributierendement
|
[optie] EPG
Voor de energieprestatieberekening EPG kan hier
worden aangegeven voor zowel woningbouw als utiliteitsbouw of de luchtkanalen
zijn geisoleerd of niet. Dit wordt alleen gevraagd indien luchtkanalen aanwezig
zijn en er een verwarmingsbatterij in het systeem aanwezig is; mede hiermee
wordt het distributierendement bepaald voor het verwarmingssysteem, zie tabellen
14.2 en 14.5 NEN 7120.
EPG |
NEN 7120, paragraaf 14.3.3.1 Rekenwaarden intern distributierendement
|
[keuze] EPG
De luchtdichtheidsklasse van de luchtkanalen in het
systeem kunnen hier worden opgegeven. Dit wordt alleen gevraagd indien er
luchtkanalen aanwezig zijn. Afhankelijk van de opgegeven klasse wordt een
correctie toegepast op de in rekening te brengen ventilatiecapaciteit, zie tabel
4 NEN 8088.
De toelaatbare luchtlekkage van appendages wordt volgens de norm NEN-EN 1751 gerelateerd aan luchtdichtheidsklassen (A, B, C en D). Klasse D is het meest luchtdicht. Om de gewenste luchthoeveelheid te behalen, zal een ventilator meer dan 20% meer lucht moeten blazen in een kanaal dat voldoet aan luchtdichtheidsklasse A dan in een kanaal dat voldoet aan luchtdichtheidsklasse C.
•Onbekend;
•Klasse A;
•Klasse B;
•Klasse C;
•Klasse D.
EPG |
NEN 8088-1, paragraaf 5.5.3 Correctie voor luchtlekken in ventilatiekanalen, tabel 4.
|
LUKA Handboek, M.1.00 Luchtdichtheid |
[keuze] EPG
Voor woningbouw kan voor de energieprestatie
berekening worden aangegeven of er centrale inblaas of inblaas aan de gevels
wordt toegepast, zie tabel 14.2 NEN 7120. Dit wordt alleen gevraagd indien er
luchtkanalen aanwezig zijn en er een verwarmingsbatterij is opgegeven. Mede
afhankelijk van de inblaas wordt het distributierendement van het
verwarmingssysteem bepaald.
•Centrale inblaas;
•Inblaas aan de gevels.
EPG |
NEN 7120, paragraaf 14.3.3.1 Rekenwaarden intern distributierendement
|
[keuze] WV
GS
De
stooklijnen zijn bij een luchtbehandelingskast van belang ter optimalisatie en
energieterugdringing. Bij temperaturen
geef je aan hoe de stooklijn geregeld wordt. Dit kan geschieden door de volgende
mogelijkheden:
•Standaard; deze instelling gaat uit van een constante temperatuur voor dag- en nachtbedrijf van standaard 18°C;
•Constant; met een constante; een zelf gedefinieerde temperatuur voor dag- en nachtbedrijf, standaard 18 à 19 °C.
•Buitenlucht; door middel van een curve. Per waarde van de buitentemperatuur (Tbuiten) kan een waarde van inblaaslucht (Tlucht) opgegeven worden. Dit kan zowel voor het dag- als nachtbedrijf. Voor meer informatie betreft optimalisatie van stooklijnen verwijzen we naar ISSO 68.
•Retourlucht; door middel van een curve. Per waarde van de retourtemperatuur (Tretour) kan een waarde van de inblaaslucht (Tlucht) opgegeven worden. Dit kan zowel voor het dag- als nachtbedrijf.
|
ISSO Publicatie 68 (2002) Energetisch optimale stook- en koellijnen voor klimaatinstallaties in kantoorgebouwen |