Wanneer het gebouw voldoet aan de nieuwbouweisen van het Bouwbesluit ligt deze qv;10-waarde tussen 0,30 en 2,00 dm³/(s.m² Ag). In tabel 4.2 van ISSO 51 wordt een eenheid van dm³/s aangehouden, deze waarden zijn echter gebaseerd op een gebruiksoppervlakte Ag van 100 m². Als voor de woning een qv;10-waarde in dm³/s wordt opgegeven, wordt deze waarde gedeeld door 100 (gebruiksoppervlak Ag). De waarden 30, 50, 100, 150 en 200 dm³/s worden dan 0,30, 0,50, 1,00, 1,50 en 2,00 dm³/(s.m² Ag). De infiltratie wordt bepaald aan de hand van de qv;10-waarde en het ventilatiesyteem van de woning.
Wanneer het gebouw niet voldoet aan de nieuwbouweisen van het Bouwbesluit dan moet de qv;10-waarde ook worden ingevuld en wordt de infiltratie bepaald afhankelijk van de qv;10-waarde kleiner of gelijk aan 2,0 of groter dan 2,0 dm3/(s m² Ag). In tabel tabel 4.3 van de ISSO 51 staat de waarde 200 dm³/s. Ook hier wordt uitgegaan van een gebruiksoppervlak Ag van 100 dm².
§ De luchtdichtheid mag nooit meer zijn dan 200 liter per seconde per 500 m³ gebouwinhoud. Dit is een eis uit het Bouwbesluit;
§ Voor woningen met gebalanceerde ventilatie kan een qv;10-waarde van 0,625 dm³/(s.m² Ag) worden aangehouden, bij aantoonbaar zeer goede kier- en naaddichting 0,40 dm³/(s.m² Ag);
§ Voor woningen met natuurlijke luchttoevoer en mechanische afzuiging kan een waarde tussen 1,00 - 1,43 dm³/(s.m² Ag) worden aangehouden.