[W, W/m²
vloeroppervlak] GS
Dit is het maximale
thermische vermogen van het afgifte-apparaat, gemeten in watt. Als je hier
ongelimiteerd opgeeft, zullen er geen overschrijdingsuren ontstaan op basis van
het vermogen van het afgifte-apparaat. Als er overschrijdingsuren voorkomen,
moet er een ander onderdeel gelimiteerd zijn. Deze kan, afhankelijk van het
soort afgifte-apparaat per dagbedrijf en nachtbedrijf bepaald worden.
Als de aanvoertemperatuur naar het afgifte apparaat, de retourtemperatuur uit het apparaat en de omgevingstemperatuur van het apparaat de opgegeven waarden zijn, dan genereert het afgifte-apparaat het opgegeven vermogen. Als de opgegeven aanvoertemperatuur van het distributienet en de omgevingstemperatuur in de ruimte anders is, dan wordt er een ander vermogen afgegeven. Deze waarde is uurlijks in de daguitvoer te zien, en wordt ook in de uitvoer tabellen van gebouwsimulatie weergegeven.
|
|
|
Naast de aanvoer- retour- en omgevingstemperatuur kan het afgegeven vermogen anders zijn voor een afgifte in een constructie (bijvoorbeeld vloerverwarming) door inschakelverschijnselen (dag- nachtbedrijf) en zoninstraling op de constructie. Het vermogen in de resultaten betreft het waterzijdig afgegeven vermogen. Meer informatie is te vinden in de best practice: ‘BKA: opwekkingsvermogen versus afgiftevermogen’. |
|
Bij een bron in constructie (bijvoorbeeld vloerverwarming) is het afgegeven vermogen fysisch gelimiteerd. Als een te hoog vermogen ingevuld wordt zal er een melding gegeven worden en wordt het vermogen gereduceerd. In het geval van verwarming en -koeling in een constructie zal het ingevulde vermogen voor koeling gebruikt worden voor de berekening. Het afgegeven verwarmingsvermogen zal worden bepaald op basis van het ingevulde koelvermogen. |
[factor] GS
Dit is het convectieve deel van het voelbare
vermogen. Het overige deel is stralingswarmte. Wanneer je bij apparaat radiator
hebt gekozen, dan is deze invoer van belang.
[keuze] GS
Indien er wordt gerekend met een gelimiteerd
thermisch vermogen, kunnen temperatuurspecificaties aangegeven worden:
§ Standaard, waarbij de aanvoer-, retour- en omgevingstemperatuur op standaard waarden komen te staan, afhankelijk van de keuze voor een warmte-, koude of combi-afgifte.
§ Eigen waarden: met deze keuze kan zelf de aanvoer-, retour en omgevingstemperatuur opgegeven worden.
[°C] Standaard
90,0 °C voor verwarmen en 6,0 °C voor koelen GS
Dit is de aanvoertemperatuur van het water naar de te
verwarmen ruimten toe. Deze is dimensionerend en is dus niet de stooklijn
waarmee gerekend wordt. Uit de aanvoer- en retourtemperatuur wordt het debiet
bepaald.
[°C] Standaard
70, °C voor verwarmen en 12,0 °C voor koelen GS
Dit is de
retourtemperatuur van het water die vanuit de te verwarmen ruimten terugkomt.
Deze is dimensionerend en is dus niet de stooklijn waarmee gerekend wordt. Uit
de aanvoer- en retourtemperatuur wordt het debiet bepaald.
[°C] Standaard 20
°C voor verwarmen en 20 °C voor koelen GS
Dit is de gemiddelde omgevingstemperatuur waarin het
afgifteapparaat staat opgesteld.
[getal] EPG
Het rendement van de warmteafgifte van
verwarmingssystemen wordt forfaitair bepaald volgens tabel 14.1 NEN 7120.
Hiervan kan worden afgeweken door een afwijkend rendement op te geven. Hiervoor
dient dan wel een kwaliteitsverklaring te worden overlegd.
EPG |
NEN 7120, paragraaf 14.2.3, tabel 14.1 Dimensieloos afgifterendement van verwarmingssysteem in rekenzone
|
[getal] EPG
Indien een afwijkend rendement volgens een
kwaliteitsverklaring wordt toegepast kan hier het rendement worden
opgegeven.