Lijst met bouwdelen

Beschaduwingsreductiefactor

De beschaduwingsreductiefactoren worden gebruikt bij de bepaling van de warmtebehoefte en de koudebehoefte van het gebouw, of voor de zonne-energiesystemen (zonnewarmte en zonnestroom).

De beschaduwingsreductiefactoren worden niet per maand opgegeven, maar als gewogen gemiddelde over het hele jaar.

De beschaduwingsreductiefactoren kunnen alleen ingegeven worden wanneer onder Projectinstellingen is gekozen voor Eigen beschaduwingsreductiefactoren.

Er wordt onderscheid gemaakt tussen obstakels gezien vanaf de grond (belemmeringen, zijbelemmeringen) en obstakels gezien vanaf de hemel (overstekken). Alleen obstakels op het eigen perceel worden meegerekend.

Om op een relatief eenvoudige manier de beschaduwingssreductiefactoren te bepalen moet voor een belemmering eerst de relatieve hoogte van een belemmering (of relatieve breedte van een zijbelemmering) worden bepaald. Deze relatieve hoogte wordt bepaald als het hoogteverschil tussen het midden van het zonontvangende vlak en het bovenste punt van het obstakel, gerekend vanuit het midden van het zonontvangende vlak, gedeeld door de onderlinge horizontale afstand.

Afbeelding

De relatieve breedte van een zijbelemmering wordt bepaald door het verste punt P van de zijbelemmering gezien vanuit het midden van het zonontvangende vlak te bepalen. De afstand is nu de lengte van P tot het midden van het zonontvangende vlak. De breedte is de lengte van P tot het midden van het zonontvangende vlak gemeten loodrecht op het zonontvangende vlak. De relatieve breedte van een zijbelemmering is de afstand gedeeld door de breedte.

Afbeelding

Voor overstekken moet eerst de relatieve hoogte van deze overstek worden bepaald..Dit is het hoogteverschil tussen het midden van het zonontvangende vlak en het onderste punt van het obstakel, berekend vanuit het midden van het desbetreffende vlak, gedeeld door de onderlinge horizontale afstand.

De beschaduwingsreductiefactoren kunnen nu bepaald worden voor de volgende situaties:

Minimale belemmering

§ Er zijn geen belemmeringen op het eigen perceel met een relatieve hoogte van meer dan 0,36 m

§ Er zijn geen zijbelemmeringen op het eigen perceel met een relatieve breedte van minder dan 3,73 m

§ Er zijn geen overstekken op het eigen perceel met een relatieve hoogte van minder dan 1 ,00 m

Belemmering met constante hoogte evenwijdig aan het zonontvangende vlak

§ Het desbetreffende zonontvangende vlak is horizontaal

§ Er is een belemmering op het eigen perceel met een constante hoogte evenwijdig aan het zonontvangende vlak

§ Er zijn geen zijbelemmeringen op het eigen perceel met een relatieve breedte van minder dan 3,73 m

§ Er zijn geen overstekken op het eigen perceel met een relatieve hoogte van minder dan 1,0 m

Overstek evenwijdig aan het zonontvangende vlak

§ Het desbetreffende zonontvangende vlak is verticaal

§ Er zijn geen belemmeringen op het eigen perceel met een relatieve hoogte van meer dan 0,36 m (woonfunctie)

§ Er zijn geen zijbelemmeringen op het eigen perceel met een relatieve breedte van minder dan 3,73 m (woonfunctie)

§ Er is een overstek op het eigen perceel met een constante hoogte en evenwijdig aan het zonontvangende vlak

Zijbelemmeringen loodrecht op het zonontvangende vlak

      Voor de warmtebehoefte- en koudebehoefte is het desbetreffende zonontvangende vlak verticaal

      Voor de koudebehoefte is de zijbelemmering op het laagste punt minimaal 2,5 m hoger dan de bovenkant van het zonontvangende vlak

      Er is een zijbelemmering op het eigen perceel met een relatieve breedte van minder dan 3,73 m

      Er zijn geen belemmeringen op het eigen perceel met een relatieve hoogte van meer dan 0,36 m

      Er zijn geen overstekken op het eigen perceel met een relatieve hoogte van minder dan 1,0 m

Volledige belemmering

      Er is een belemmering op het eigen perceel met een relatieve hoogte van meer dan 0,36 m

      Er is een overstek op het eigen perceel met een relatieve hoogte van minder dan 1,0 m

Afhankelijk van de warmtebehoefte, koudebehoefte of zonne-energiesysteem en de situatie van beschaduwing kan voor het desbetreffende vlak uit verschillende tabellen (tabellen 21.4 t/m 21.15) de beschaduwingsreductiefactor worden uitgelezen. Deze factoren zijn gegeven voor verschillende orientaties en hellingen van het vlak. Hierbij moet voor tussenliggende waarden de dichstbijzijnde waarde voor de orientatie/helling worden gehanteerd.

Behoefte

Oriëntatie

90°

vert.

75°

60°

45°

30°

15°

hor.

Warmte (H)

Z

0,90

0,90

0,90

0,90

0,90

0,90

1,00

ZO, ZW

0,80

0,80

0,80

0,85

0,85

0,85

1,00

O, W

0,85

0,85

0,85

0,90

0,90

0,90

1,00

NO, NW

0,95

0,95

0,95

0,95

0,95

0,95

1,00

N

1,00

1,00

1,00

1,00

1,00

1,00

1,00

Koude (C)

Alle

1.00

1.00

1.00

1.00

1.00

1.00

1.00

Tabel 16: Beschaduwingsreductiefactor bij minimale belemmering van verticale en schuin naar boven gekeerde vlakken.

Behoefte

Oriëntatie

105°

120°

135°

150°

165°

180°

Warmte (H)

Z

0,90

0,75

0,75

1,00

1,00

1,00

ZO, ZW

0,80

0,75

0,75

1,00

1,00

1,00

O, W

0,85

0,85

0,85

1,00

1,00

1,00

NO, NW

0,95

0,95

0,95

1,00

1,00

1,00

N

1,00

1,00

1,00

1,00

1,00

1,00

Koude (C)

Alle

1,00

1,00

1,00

1,00

1,00

1,00

Tabel 17: Beschaduwingsreductiefactor bij minimale belemmering van schuin naar beneden gekeerde vlakken.

EPG

NEN 7120, paragraaf 21.3

Beschaduwingsreductiefactoren

BRISwarenhuis

 

Is virtueel

De kolom Is virtueel geeft de mogelijkheid een bouwdeel als virtueel aan te merken.

Raamdiepte

[keuze] GS
Wanneer een raam diep in de gevel ligt (een diepe negge) kan dit hier worden aangegeven. Deze diepte wordt ingegeven in milimeters. De diepte wordt gebruikt voor de bepaling van de zoninstraling. Als er een negge bestaat, dan bestaat er ook een beschaduwing door deze negge. Deze wordt in alle zonsinvalshoeken meegenomen.